De vrouw uit Spreuken 31
© Jans Mulder

De vrouw uit Spreuken 31

"De Tijdloze Wijsheid van Spreuken 31: Een Loflied op de Ideale Vrouw"

In het boek Spreuken 31 wordt een vrouw beschreven die als een baken van deugdzaamheid schijnt te stralen. Te midden van waarschuwingen tegen bepaalde vrouwen, prijst dit loflied deugdzaamheid, leiderschap en compassie. Deze bekwame vrouw geeft niet alleen sturing aan het huishouden, maar beheert ook succesvol het werk aan huis, terwijl ze extra inkomsten genereert.

Haar ijver en vriendelijkheid vormen de kern van haar karakter, terwijl wijsheid haar leidraad is. Ze schenkt niet alleen aandacht aan haar eigen belangen maar wijdt zich ook aan het welzijn van anderen, vooral de minder bedeelden. Dit tijdloze voorbeeld herinnert ons eraan dat kracht en genade hand in hand kunnen gaan.

In een wereld waarin waarschuwingen soms luider lijken dan lof, biedt Spreuken 31 een verfrissende kijk op de kracht van een evenwichtige en zorgzame vrouw. Laten we geïnspireerd raken door haar vele kwaliteiten en streven naar een evenwichtige benadering van het leven, waarin wijsheid, vriendelijkheid en mededogen centraal staan.


Loflied op de sterke vrouw: Spreuken 31vers 10-31

10  Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
Zij is meer waard dan edelstenen. 
11 Haar man vertrouwt op haar
en zal daar rijkelijk bij winnen.
12 Ze brengt hem voorspoed, geen ellende,
alle dagen van haar leven.
13 Ze zoekt wol en linnen uit,
en spint en weeft met vreugde.
14 Zoals een koopmansschip naar verre streken vaart,
zo haalt zij van verre wat ze nodig heeft.
15 Ze staat al op als het nog donker is,
geeft heel haar gezin te eten,
draagt haar slavinnen taken op.
16 Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem,
van wat ze heeft verdiend, plant ze een wijngaard.
17 Zij is vol daadkracht,
onvermoeibaar is ze in de weer.
18 Handeldrijven gaat haar heel goed af,
’s nachts gaat haar lamp niet uit.
19 Haar handen zijn voortdurend aan het spinrok,
steeds houdt zij de spintol vast.
20 Haar handen strekt zij uit naar de behoeftigen,
ze geeft de armen hulp.
21 De sneeuw zal haar gezin niet deren:
zij heeft hen in scharlaken gekleed.
22 Ze maakt de mooiste dekens,
ze gaat gekleed in linnen en purperen wol.
23 Haar man geniet bekendheid in de stad,
hij vergadert met de oudsten in de poort.
24 Zij vervaardigt kleding en gordels,
en levert die aan kooplui.
25 Uit haar verschijning spreken kracht en waardigheid,
de dag van morgen ziet ze lachend tegemoet.
26 Ze spreekt wijze woorden,
wat ze zegt zijn liefdevolle lessen.
27 Ze waakt over haar huishouding,
nietsdoen is haar onbekend.
28 Haar kinderen prijzen haar,
haar man bejubelt haar:
29 ‘Veel vrouwen zijn sterk,
maar jij overtreft ze allemaal.’
30 Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat,
maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen.
31 Moge zij de vruchten plukken van haar werk,
mogen haar daden worden geprezen in de poorten.