De vrouw die een kind at
© Jans Mulder

De vrouw(en) die een kind at

Een in en in droevig verhaal.

Stel je voor dat je een vrouw bent in het oude Israël tijdens een hongersnood door een oorlog met Syrische buren. Voedsel is schaars, je hebt niet gegeten, je man vecht in de oorlog, en je overweegt wanhopige stappen om te overleven.

Er is geen oogst, geen nieuwe wijn, en de prijzen zijn torenhoog. Mensen verkopen zelfs onreine dieren, zoals ezels, voor consumptie. De gedachte aan het eten van ongebruikelijke delen doet je huiveren, maar de diepe honger drijft je tot alles.

In 2 Koningen 6 sluiten twee wanhopige vrouwen een pact om hun zoons op te eten, één die nacht en één de volgende dag. Dit leidt tot een ontmoeting met koning Joram, die machteloos staat tegenover de situatie.

Het verhaal is hartverscheurend, met een gezin verwoest door oorlog en hongersnood. De koning, eens een symbool van wijsheid en rechtvaardigheid, is nu machteloos. Het idee van kannibalisme roept afkeer op, maar het was een voorspelde straf voor het collectieve ongehoorzaam zijn aan God.

God had al eeuwen eerder gewaarschuwd voor deze vreselijke daden in reactie op ongehoorzaamheid. Kannibalisme werd genoemd in de lijst van vloeken (Leviticus 26 en Deuteronomium 28:53-57). Het was het resultaat van Israëls afwijzing van God.

Deze vrouwen waren niet wreed, maar ze handelden onder de vloek van God. Israël had een verbond met God, maar brak het herhaaldelijk, wat leidde tot ernstige gevolgen. Het verhaal laat de gebrokenheid zien die voortkomt uit het verlaten van God.

In tegenstelling tot de vrouw hebben wij Jezus Christus als Verlosser. Hij werd een vloek voor ons en verloste ons van de wet. Hij vervulde het verbond perfect en bracht herstel. Hij is onze hoop en verandert rouw in vreugde.

Laten we leven in het besef van onze Grote God, dansend bij de gedachte aan de opgeheven vloek. Met geloof in Jezus' terugkomst verlaten we vreemde Bijbelpassages met hoop, overtuigd dat Hij alles zal verlossen.